Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word termijn

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(tijdruimte; tijdsbestek)
🔗 Het jaarlijkse bedrag kan overigens ook in maandelijkse termijnen worden betaald.
op termijn
in the long run
instalment
;
repayment
(ambtsperiode)
term of office
🔗 Napolitano had in eerste instantie aangegeven niet beschikbaar te zijn voor een tweede ambtstermijn.
;
term of payment
;
instalment

DutchEnglish
termijn instalment; period; term; time; time‐limit
afbetaling in termijnen payment by instalments
binnen de vastgestelde termijn within the time fixed
de uiterste termijn the latest time; the latest date
een termijn vaststellen fix a time
in termijnen betalen pay by instalments; pay in instalments
krediet op korte termijn short‐term credit
krediet op lange termijn long‐term credit
op korte termijn at short notice; in the short run; short‐term; in the short term
op lange termijn in the long term
op middellange termijn in the medium term
op termijn for forward delivery; for future delivery; forward; for the account
afbetalingstermijn down payment; repayment; instalment
ambtstermijn term of office
betalingstermijn term; term of payment; instalment
leveringstermijn time of delivery; term of delivery
opleveringstermijn completion date
opzeggingstermijn term of notice
opzegtermijn term of notice
pachttermijn tenancy
stortingstermijn term for paying in
termijnaffaire future
termijnbetaling payment by instalments
termijnhandel futures; dealing in futures
termijnmarkt futures market
verjaringstermijn limitation; term of limitation