Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word tieren

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(razen)
rage
🔗 „Het is een bende!” tierde hij overspannen.
(bloeien; floreren; gedijen; vooruitkomen);
thrive
🔗 Hier tierden in oude tijden tevens welig die benden van vogelvrije avonturiers, wier daden in Engelse balladen zijn blijven voortleven.
(herrie)
clamour
🔗 Uw getier bezorgt me een migraine.
tierig
(voorspoedig)
prosperous
prospera
tierig
(druk; levendig; vief; geanimeerd)
lively

DutchEnglish
tieren barrack; be rampant; be rife; bluster; brawl; clamour; come on; do; flourish; huff; rage; storm bluster; tear; thrive; vociferate
getier brawl; clamour; noise; vociferation
tierig thriving; lively; lush