Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word rijden
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
🔗 Langzaam reden wij langs het water verder. | ||
(gaan; karren) | ; ; | |
🔗 Ik zou niet graag in dat oude wagentje rijden dat u daar hebt! | ||
(chaufferen; vervoeren) | ||
🔗 Daarna kan ik jou naar het vliegveld rijden. | ||
🔗 De volgende morgen immers zou er een tocht worden gereden van Haarlem naar Hoorn en van Hoorn weer terug naar Haarlem, samen een goede 120 km. | ||
(rijtoer) | riding | |
🔗 Ik zag ze toen ik uit rijden was. | ||
collide ; | alveturi | |
run into | ||
🔗 Van de tweehonderd wolven die sinds 2000 dood zijn aangetroffen, waren er honderdveertig aangereden. | ||
back up | veturigi malantaŭen | |
veturi malantaŭen | ||
🔗 Mag u achteruitrijden om de vergissing te herstellen? | ||
(wegrijden) | ||
promenigi | ||
; drive off ; ride down ; ride off | ||
drive over ; ride over | ||
🔗 Als het traject slechts in één richting bereden wordt, staan er ook maar in één richting seinen. | ||
🔗 Wie berijdt het paard? | ||
drive in | ||
🔗 Een vrachtwagen is dinsdag een huis binnengereden in de Belgische provincie West‐Vlaanderen. | ||
grind down ; wear down ; wear off ; wear out | ||
(omverrijden) | run into | |
(omrijden) | run into | |
run down ; run over | ||
🔗 Het konijn was slechts een paar minuten eerder overreden. | ||
ride a horse | rajdi sur ĉevalo | |
🔗 Rij je paard, Robbert? | ||
(berijder; ruiter) | ||
(stalknecht) | groom | |
🔗 Een van de rijknechten kan hem ook wel zoeken. | ||
driving‐school ; school of motoring | ||
(manege) | riding‐school | maneĝo |
(baan) | ; | |
🔗 Volgt u de juiste rijstrook? | ||
(rijden) | riding | |
(equipage; koets) | carriage | |
🔗 Ik deelde een rijtuig met de redacteur. | ||
(wagon; spoorwagon) | carriage ; | |
🔗 Ik zal u een compartiment laten geven in het rijtuig dat wij in Belgrado hebben aangekoppeld. | ||
roadworthy | vojtaŭga | |
; roadway | ||
(rijbaan) | ||
🔗 De radiowagens kwamen de straat in rijden en gingen dwars over rijweg staan, waardoor de gehele Kaperstraat was afgesloten. | ||
(inhalen; passeren; voorbijvaren) | ||
🔗 De wagen reed voorbij. | ||
collide ; | alveturi | |
(afrijden) | ||
🔗 Daarna ging hij in zijn auto zitten en reed weg. | ||
forrajdi | ||
🔗 Hij steeg op en reed kalm weg in de duisternis. |
Dutch | English |
---|---|
rijden | do; drive; driving; move; pull; ride; riding; roll; run; travel; wheel |
aanrijden tegen | run into |
gaan rijden | go for a ride; go out for a ride; go by car |
in de prak rijden | smash up; wreck; bang up |
in de soep rijden | smash up |
kapot rijden | override; ride to death |
op een paard rijden | ride a horse; ride on horseback |
op zijn stoel zitten te rijden | sit fidgeting on one’s chair |
aanrijden | collide with; knock down; run into |
achteruitrijden | back; back up; reverse; reverse one’s car; ride with one’s back to the engine |
afrijden | ride; ride off; drive off; ride away; drive away; take one’s driving‐test; ride down; drive down; exercise; override |
autorijden | motoring; drive; motor |
berijden | back; ride; ride over; drive over |
binnenrijden | pull in; drive in; drive into |
doorrijden | ride through; ride on; drive on; drive through |
grijsrijden | fare‐dodging |
hardrijden | racing |
heenrijden | ride away; drive away |
inrijden | break in; run in |
kunstrijden | figure‐skating |
meerijden | drive along; ride along |
narijden | drive after; ride after |
omrijden | ride down; knock over; make a detour; take a roundabout route |
omverrijden | ride down |
overríjden | run down; run over |
paardjerijden | ride the horsy; ride the gee‐gee |
paardrijden | hack; horse‐riding; horseback riding; riding; ride; ride on horseback; riding on horseback; horsemanship |
rekeningrijden | road‐pricing |
rijbevoegdheid | driving‐licence |
rijbroek | riding breeches |
rijder | rider; horseman; skater |
rijdraad | contact wire; overhead contact wire |
rijexamen | driving‐test |
rij‐instructeur | driving‐instructor |
rijkleding | riding clothes |
rijkleed | habit |
rijknecht | groom |
rijkunst | horsemanship |
rijlaars | riding boot |
rijles | driving‐lesson; riding‐lesson |
rijpaard | saddle‐horse; riding‐horse; mount; hackney |
rijpad | bridle‐path; bridle‐road; bridle‐way |
rijschool | driving‐school; riding‐school; school of motoring |
rijstijl | driving style |
rijstrook | lane; traffic lane; carriageway |
rijtest | driving‐test |
rijtijd | driving time; mileage; drivers’ hours; running time |
rijtoer | drive; ride |
rijtuig | carriage; motor‐coach; waggon |
rijvaardigheid | driving skill; driving ability |
rijverkeer | vehicular traffic |
rijwaardig | roadworthy |
rijweg | carriageway; pavement; road; roadway |
rijzweep | horsewhip; riding‐crop; riding‐whip |
ringrijden | tilt at the ring |
rondrijden | cruise; tool along; ride about; drive about; tour |
schaatsenrijden | skate; skating |
schoonrijden | figure‐skating |
spookrijden | drive into oncoming traffic |
terugrijden | ride back; drive back |
tijdrijden | time‐trialling |
uitrijden | ride out; drive out |
uitrijstrook | exit lane; deceleration lane |
veldrijden | cyclo‐cross |
verrijden | drive; ride |
voorbijrijden | outride; ride past; drive past; pass |
voorrijden | come to the door; drive up; outride; drive up to the door; make a house call |
voortrijden | ride on; drive on |
vooruitrijden | ride ahead; drive ahead |
wegrijden | drive away; pull ahead; pull away; ride off |