Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word tijdmaat
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(kameraad; kornuit; makker; gabber) | ; companion ; | |
🔗 En u wilt niet zeggen wie uw maat is? | ||
(gezel; kameraad; kornuit; makker; metgezel; partner) | companion ; ; | |
🔗 Gerrit had wel gemerkt dat zijn oom even aarzelde voordat hij zij dat zijn maats wel te vertrouwen waren, maar hij zei niets. | ||
(grootte; mate) | measure ; measurement ; | |
🔗 De tijd heelt alle wonden. | ||
(wijle; poos) | ; | |
🔗 Talrijke eilanden verdwenen na korte tijd weer in zee. | ||
(wijl) | ; | |
🔗 Wij nemen u mee op een reis door de tijd. | ||
(tijdsduur) | ; | |
🔗 De tijd van deze hier was net begonnen. | ||
🔗 In Portugal wordt de Westeuropese tijd aangehouden. | ||
🔗 Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan. | ||
🔗 Daar had hij geen tijd voor. | ||
🔗 Zedenmeesters zijn van alle tijden. |
Dutch | English |
---|---|
tijdmaat | ⇆ time |
maat | ⇆ admeasurement; ⇆ beat; ⇆ buddy; ⇆ fellow; ⇆ fitting; ⇆ gauge; ⇆ mate; ⇆ maty; ⇆ measure; ⇆ measurement; ⇆ moderation; ⇆ number; ⇆ partner; ⇆ tempo; ⇆ workmate; ⇆ scantling; ⇆ size; ⇆ time; ⇆ bar; ⇆ metre; ⇆ comrade; ⇆ companion; ⇆ yoke‐fellow |
tijd | ⇆ age; ⇆ day; ⇆ days; ⇆ period; ⇆ time; ⇆ space; ⇆ tense; ⇆ tide; ⇆ while; ⇆ season; ⇆ stretch |