Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word koken

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(zieden);
🔗 ’t Water kookt.
🔗 Het water zal hier wel te drinken zijn als we het koken.
🔗 Vanavond kook jij voor ons.
kuiriĝi
cooking
🔗 Daarnaast is koken altijd al een grote hobby geweest.
decoct
cooked
kuirita
(aan de kook)
aboil
bolanta
(etui; foedraal; houder)
🔗 De inkt spatte uit de koker, de pen viel uit mijn hand.
cooking
🔗 Hij wist uit de krant immers dat er uit zijn kokerij alleen maar onheil kon voortvloeien, en daarom droeg hij het resultaat ongaarne naar de eetkamer.
(bakbanaan)
plantain
🔗 Dit wordt gemaakt van groene kookbananen.
cook book
;
cookery book
(keuken)
(keukengerei)
kitchen utensils
(ketel; waterketel)
(hooikist)
haybox
kuirkesto
cooking
🔗 Joost had die avond zijn best gedaan op het eten, want heer Bommels opmerkingen over zijn kookkunst hadden hem toch te denken gegeven.
kitchenette
kuirniĉo
(pan)
cooking‐pot
(kookpan; pan)
cooking‐pot
🔗 Ze slofte treurig naar haar kookpot en heer Bommel keek haar nadenkend na.
🔗 Bereken de tijd die nodig is om water van 10°C op het kookpunt te brengen.

DutchEnglish
koken boil; boiling; churn; cook; cooking; do; fume; seethe
iemand in zijn eigen sop gaar laten koken let somebody stew in his own juice; leave somebody to his devices; leave somebody to his own devices
koken van woede boil with rage; seethe with rage
afkoken decoct; boil
droogkoken boil dry
inkoken boil down
kokend aboil; boiling; ebullient
koker case; container; etui; funnel; tube; shaft; boiler; sheath; quiver; well
kokerij boilery
kookbanaan plantain
kookboek cookery book; cook book
kookcursus course of cookery; cooking classes
kookfornuis cooker; kitchener; cooking‐range; kitchen stove
kookgelegenheid cooking facilities
kookhitte boiling‐heat
kookkachel cooking‐stove
kookketel boiler
kookkist haybox
kookkunst cookery; cooking; art of cooking; culinary art
kookles cookery lesson
kookpan casserole; cooker
kookplaat hob; hotplate; cooking plate
kookpot cooking‐pot
kookpunt boil; boiling‐point; flashpoint
kooksel boiling
kooktoestel cooker; cooking‐apparatus
opkoken boil up; reboil; cook again
overkoken boil over; bubble over; overboil
uitkoken blanch; boil; scald
verkoken boil away; boil down