Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word trekvaart

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(aanhalen; aantrekken);
altiri
🔗 Maar het was het etiket dat Poirots aandacht trok.
(aanlokken; aantrekken);
(aftekenen; beschrijven; tekenen; uittekenen)
(tappen; uittrekken); ;
🔗 De officier trok zijn pistool en vuurde.
(slepen)
haul
;
tow
infuziĝi
(buigen; kromtrekken); ;
streki
(halen);
haul
; ;
tug
; ;
tow
;
🔗 Als je aan dit touw trekt, halen we je weer naar boven.
trati
(aftrekken; laten trekken; zetten);
🔗 „Het bespaart me in de voeding”, placht zij te zeggen wanneer ze er een voedzaam soepje van trok.
suĉi
🔗 Hij trok aan zijn sigaar.
(migreren)
(bewegen; zich bewegen; zich verroeren; zich voortbewegen)
(gracht; kanaal)
🔗 Bij het passeren van een vrachtauto op de weg van Monnickendam naar Broek is vanavond omstreeks zeven uur een personenauto met drie inzittenden iets te ver uitgeweken en van de weg af in de ernaast lopende vaart terechtgekomen.
(snelheid)
🔗 Wat een vaart heeft dat ding!

DutchEnglish
trekvaart ship‐canal
trekken attract; backpack; bob; brace; derive; draught; draw; drawing; educe; extract; flit; force; haul; hike; lug; make; migrate; move; permeate; pluck; pull; receipt; trek; tug; tweak; twitch; rule; strain; traction; go; march; warp; become warped; puff; wank off; jerk off; take out; tow; twist
vaart canal; career; clip; course; drive; flight; go; headway; impetus; momentum; navigation; pizzazz; rate; speed; way; run; rush; sweep; voyage