English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word flight

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
🔗 There have been no direct flights to Georgia since the Russian invasion in 2008.
(run);
(bevy; collection; group; heap; herd; set; pack; cluster; suite; shoal; drove; flock; array; pod); ;
flight of stairs
(staircase; stairs; stairway; steps)
seek safety in flight
forsavi sin
space flight
take flight
(take wing)
take to flight
(flee; take to one’s heels)
de vlucht nemen
;
op de vlucht gaan
;
charter‐flight
ĉarta flugo
flight‐engineer
(flight‐mechanic)
flight‐mechanic
(flight‐engineer)
flighty
(impulsive; thoughtless; airy)
;
night‐flight
nokta flugo

EnglishDutch
flight eskader; loop; ontvluchting; reeks; troep; vaart; vlucht; zwerm
airmail flight postvlucht
balloon flight ballonvaart
capital flight kapitaalvlucht
circuit flight rondvlucht
exhibition flight demonstratievlucht
flight capital vluchtkapitaal
flight control vluchtleiding
flight home thuisvlucht
flight lieutenant kapiteinvlieger; kapitein‐vlieger
flight of capital kapitaalvlucht
flight of fancy inval
flight of ideas gedachtenvlucht
flight of stairs trap
flight of steps bordes; stoep
flight of wit geestige zet
flight path aanvliegroute; vliegroute
flight plan vliegplan; vluchtplan
flight recorder vluchtrecorder
flight restriction vliegverbod
flight sergeant sergeantvlieger
flight simulator vluchtnabootser
gliding flight glijvlucht
long‐distance flight langeafstandsvlucht
maiden flight eerste vlucht
mail flight postvlucht
non‐stop flight non‐stopvlucht
orbital flight vlucht in een baan
put to flight op de vlucht drijven; op de vlucht jagen
reconnaissance flight verkenningsvlucht
return flight retourvlucht
scheduled flight lijnvlucht
scouting flight verkenningsvlucht
seek safety in flight een goed heenkomen zoeken; zijn heil zoeken in de vlucht
sightseeing flight rondvlucht
solo flight solovlucht
space flight ruimtevlucht
take a high flight een hoge vlucht nemen
take a lofty flight een hoge vlucht nemen
take flight de vlucht nemen; op de vlucht gaan; op de vlucht slaan
take to flight de vlucht nemen; op de vlucht gaan; op de vlucht slaan
trial flight proefvlucht
charter‐flight charter; chartervlucht
day‐flight dagvlucht
flight‐deck vliegdek
flight‐engineer boordwerktuigkundige
flight‐feather slagpen; slagveer
flight‐mechanic boordwerktuigkundige
flighty grillig; halfgaar; vlinderachtig; wispelturig; wuft
joy‐flight pleziervlucht
night‐flight nachtvlucht
practice‐flight oefenvlucht
test‐flight proefvlucht
training‐flight oefenvlucht