English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word brace

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(armature; cramp‐iron; framework; formwork; shuttering);
(cramp‐iron)
(cramp‐iron; stay; guy)
(clamp; sandwich; staple); ;
moed scheppen
;
(prop; support)
(guy)
(bracket)
in a brace of shakes
(before you know it; in a twinkling; off‐hand; before you can say Jack Robinson; before you could say Jack Robinson; in a jiffy; in a shake; in the twinkling of an eye; in two shakes; in two shakes of a lamb’s tail)
braces
(suspenders)
ŝelkoj

EnglishDutch
brace aanbrassen; aantrekken; accolade; accoladeteken; anker; band; beugel; booromslag; bras; brassen; bretel; doorslaan; haak; klamp; koppel; muuranker; omslag; opwekken; paar; riem; spannen; stalen; stut; trekken; verankeren; versterken
brace and bit boor; omslagboor
braced for klaar voor; voorbereid op
brace oneself zich schrap zetten; zich vasthouden; zich vermannen
brace oneself up zich vermannen
in a brace of shakes in een wip
braces beugel; bretels
bracing bras; opfrissend; opwekkend; versterkend
unbrace losgespen; losmaken; ontspannen