English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word strain

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(sift; screen; sieve);
(aim; attempt; endeavour; try; exert; strive; bid);
(rigour; stress; strictness; tension)
strakheid
(stretch; rack; stress; tense);
🔗 The South African military is set to host a joint military exercise with Russia and China on its east coast on February 17 to 27, a move likely to further strain ties with Washington and European countries.
(tension; stress);
(filter; screen); ;
(breed; race; stock)
strain off
(pour off)
deverŝi
strained
(close; intense; tight)
;
streĉita
strainer
(colander)
strainer
(sieve; screen)

EnglishDutch
strain bloedlijn; doorzijgen; druk; drukken; element; forceren; geest; geslacht; geweld aandoen; inslag; inspannen; inspanning; karakter; melodie; neiging; overspánning; ras; rekken; rukken; spannen; spanning; streven; tikje; toon; trekken; uitlekken; uitrekken; verdraaien; verdraaiing; verrekken; verrekking; wijs; zich inspannen
in the same strain in deze geest
put a strain on oneself zich inspannen
put too great a strain on oneself zich te veel inspannen
something in that strain iets dergelijks
strain after jacht maken op; streven naar
strain after effect jacht maken op effect
strain a point de hand over het hart strijken; met de hand over het hart strijken
strain at rukken aan; trekken aan
strain off afgieten
strain oneself zich verrekken
strain out uitlekken
to the strains of the music op de tonen van de muziek
gnat‐strainer muggezifter
overstrain overspannen; overspánning; te zeer inspannen; te zeer spannen
strained gedwongen; geforceerd; gemaakt; gespannen; gewrongen; verdraaid
strainer filterdoek; vergiet; zeef
straining verrekking
strains melodie; wijs