English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word tug

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
tug
(jerk; pull; yank)
tug
(drag; draw; haul; pull; draught; drawl; tow; twitch)
tug
(tugboat)
tug
(pull; twitch)
; ;
(tug)
🔗 Tugboats were deployed to assist the tanker, which is under United States sanctions for assisting Russian forces in Syria, after the attack rendered it incapable of operating on its own, Russia’s Tass news agency reported.

EnglishDutch
tug ruk; rukken; sleepboot; slepen; sleper; snokken; trekken; trekken aan; voortslepen
give it a tug eraan rukken; eraan trekken
give something a tug aan iets rukken
tug at rukken aan; trekken aan
tug of love getouwtrek om de kinderen
tug of war beslissend moment; beslissende strijd; hevige strijd; touwtrekken; touwtrekkerij
tugboat sleepboot; sleper