English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word puff

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
puff (pad; wad)	pof	pufo
pancake puff	poffertje	fritkuketo
puff out (bloat)	opbollen	pufigi
puff up	opzwellen ; bollen	pufiĝi

English	Dutch
puff	⇆ ademtochtje; ⇆ blazen; ⇆ doen opbollen; ⇆ hijgen; ⇆ in de hoogte steken; ⇆ opblazen; ⇆ opgeklopte reclame; ⇆ opzwellen; ⇆ paf; ⇆ paffen; ⇆ poederdons; ⇆ pof; ⇆ puffen; ⇆ reclame maken voor; ⇆ snuiven; ⇆ soes; ⇆ trek; ⇆ trekje; ⇆ trekken; ⇆ uitblazen; ⇆ windstootje; ⇆ wolkje; ⇆ zuchtje
cream puff	⇆ roomsoes
huff and puff	⇆ razen en tieren
pancake puff	⇆ poffertje
puff at	⇆ trekken aan
puff out	⇆ doen opbollen; ⇆ opblazen; ⇆ uitblazen
puff up	⇆ bollen; ⇆ doen opbollen; ⇆ in de hoogte steken; ⇆ opblazen; ⇆ opbollen; ⇆ opzwellen; ⇆ reclame maken voor; ⇆ uitblazen
powder‐puff	⇆ poederdons; ⇆ poederkwast
puff‐adder	⇆ pofadder
puff‐cake	⇆ soes
puffed	⇆ buiten adem; ⇆ opgeblazen
puffer	⇆ kogelvis; ⇆ opjager; ⇆ reclamemaker; ⇆ snoever; ⇆ stoomboot; ⇆ stoomlocomotief; ⇆ windmaker
puffing	⇆ blazend; ⇆ reclame
puff‐sleeve	⇆ pofmouw
puffy	⇆ gezwollen; ⇆ opgeblazen; ⇆ pafferig