Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word rondtrekken

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(rondreizen)
wander about
completed
🔗 „De arrestatie zal natuurlijk pas verricht worden”, zei hij, „als onze zaak tegen meneer Tannahill rond is.”
(gevuld)
🔗 Een paar squaws brachten een paar ronde potten die zij aan de voeten van de medicijnman neerzetten.
(om; omstreeks; rondom; om … heen)
🔗 Hij voelde opeens een beklemming rond zijn hart.
; ;
🔗 De zaak rond een zwijggeldbetaling aan Stormy Daniels dateert uit de tijd voor Trumps presidentschap.
(ongeveer; om en nabij)
(rondreizend)
itinerant
migranta
migrant
migrema
(aanhalen; aantrekken);
altiri
🔗 Maar het was het etiket dat Poirots aandacht trok.
(aanlokken; aantrekken);
(aftekenen; beschrijven; tekenen; uittekenen)
(tappen; uittrekken); ;
🔗 De officier trok zijn pistool en vuurde.
(slepen)
haul
;
tow
infuziĝi
(buigen; kromtrekken); ;
streki
(halen);
haul
; ;
tug
; ;
tow
;
🔗 Als je aan dit touw trekt, halen we je weer naar boven.
trati
(aftrekken; laten trekken; zetten);
🔗 „Het bespaart me in de voeding”, placht zij te zeggen wanneer ze er een voedzaam soepje van trok.
suĉi
🔗 Hij trok aan zijn sigaar.
(migreren)
(bewegen; zich bewegen; zich verroeren; zich voortbewegen)

DutchEnglish
rondtrekken go about; go round; itinerate; tramp; wander about
rond around; bluff; circular; downright; even; orbed; round; rotund; roundabout; roundly; full; straight; completed; settled; frankly; plainly; bluntly
rondtrekkend errant; itinerant; nomadic; peregrine; vagrant; strolling; touring
trekken attract; backpack; bob; brace; derive; draught; draw; drawing; educe; extract; flit; force; haul; hike; lug; make; migrate; move; permeate; pluck; pull; receipt; trek; tug; tweak; twitch; rule; strain; traction; go; march; warp; become warped; puff; wank off; jerk off; take out; tow; twist