English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word tramp

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
tramp
(bum; ragamuffin; down‐and‐out; down‐and‐outer)
schooier
tramping
(stamping)
;
(wandering);
🔗 I’d go out again tomorrow, if my legs would stand the tramping.

EnglishDutch
tramp aftippelen; afzwerven; clochard; del; gestamp; landloper; lichtekooi; rondtrekken; rondzwerven; scharrel; schooier; sjouwen; stampen; tippel; tippelen; trappen; trappen op; vagebond; vagebonderen; voetreis; voettocht; vrachtzoeker; wilde boot; zware tred; zwerftocht; zwerver
tramp shipping de wilde vaart
tramp steamer vrachtzoeker; wilde boot
tramping landloperij