Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord uitsteken

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
stick out
elŝovi
(uitspringen; uitstaan; vooruitsteken); ;
stick out
;
stand out
🔗 De meeldraden steken uit.
(ophouden; rekken; strekken; uitbreiden; uitstrekken);
stretch out
🔗 Een pijnlijke situatie ontstaat, want wat moet je met de reeds half uitgestoken hand doen?
(insteken);
insert
;
put in
;
input
🔗 Waar gaat u hem in steken, heer graaf?
(doen; plaatsen; stoppen; zetten)
🔗 Ja, steek hem er diep in!
(porren; pikken; priemen; prikken); ; ; ;
jab
; ;
🔗 Ik moest zorgen dat ik mijn zwaard tussen zijn ribben stak.
be stuck
🔗 Het zwaard aan zijn zijde stak in een schede van rood leer.
(op; van; vanuit);
🔗 Hij liep snel het hotel uit.
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens); ; ;
🔗 Dat deed hij uit berekening.
(over; voort; weg; verwijderd);
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit.
;
🔗 De lampen waren uit.
projection
;
prominence
;
protrusion
🔗 De rugzijde van de laatste werd beschermd door dikke benige platen, bezet met puntige uitsteeksels.
prominence
;
protuberance
(vooruitstekend)
prominent
;
salient

NederlandsEngels
uitsteken advance; extend; gouge; gouge out; hold out; jut; jut forth; jut out; outstand; overhang; project; prominence; prominency; protrude; protrusion; put forth; put out; reach out; run out; shoot out; stand out; stick out; stretch; stretch out; tower
geen poot uitsteken not stir a finger
hoog uitsteken boven tower above; tower over; rise far above; rise head and shoulders above; excel
iemand de ogen uitsteken put out somebody’s eyes; make somebody jealous
zijn tong uitsteken put out one’s tongue; stick out one’s tongue
zijn tong uitsteken tegen put out one’s tongue at; stick out one’s tongue at
steken cut; draw; invest; jab; knife; link; pink; poke; prick; pricking; prickle; prod; put; sting; stab; stick; thrust; spit; run; sheathe; shoot; shove; smart; be; spear; stick in one’s throat; burn
uit done; for; forth; off; out; out of; over; through; in a spirit of; from; from among; in
uitsteeksel hump; process; projection; prominence; prominency; promontory; protrusion; protuberance
úítstekend protrusive; protuberant; salient; protruding; prominent