Informatie over het woord prickle (Engels → Esperanto: piki)

Synoniemen: pick, stab, sting, pierce, prick, puncture, pique, stick, jab, poke, goad

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈpɹɪkl/

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) prickle(I) prickled
(thou) pricklest(thou) prickledst
(he) prickles, prickleth(he) prickled
(we) prickle(we) prickled
(you) prickle(you) prickled
(they) prickle(they) prickled
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) prickle (I) prickled
(thou) prickle(thou) prickled
(he) prickle(he) prickled
(we) prickle(we) prickled
(you) prickle(you) prickled
(they) prickle(they) prickled
Gebiedende wijs
prickle
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
pricklingprickled

Voorbeelden van gebruik

His skin prickled at the thought.

Vertalingen

Afrikaanssteek
Albaneesthumboj
Catalaanspicar; punxar
Deensstikke
Duitsstacheln; stechen; sticheln
Esperantopiki
Faeröersprika
Finspistää
Franspiquer
Italiaanspungere
Jiddischשטעכן
Latijnpungere
Luxemburgsstiechen
Maleismenusuk; tikam; tusuk
Nederlandsprikken; steken
Noorsstikke
Portugeesaferroar; picar
Russischкольнуть
Saterfriesprikje; steete; stichelje; stikje; stöäkelje
Spaanspicar; pinchar; punzar
Sranandyuku
Westerlauwers Friesstekke
Zweedssticka