Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord name‐part

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(appellation; denomination)
🔗 Names coming from people are limited to the deceased.
(call; dub; term)
(fame; renown; kudos; repute); ; ;
🔗 It was Dalrymple who named the strait after Torres.
(call)
;
;
🔗 There are so many that I can’t name them all.
(component; element; ingredient)
(component; element; ingredient)
(piece; share; portion); ; ; ;
🔗 Some PHP functions use a function you provide them with to do part of their work.
(demarcate; divide)
dislimi
(organ; voice)
; ;
(divide; separate; segregate)
(divide; separate)
🔗 And we’ll never never part.
(rôle)
🔗 They’re only acting the part of the enemy.
(component)

EngelsNederlands
name‐part titelrol
name benaming; benoemen; dopen; naam; noemen; opnoemen; reputatie
part aandeel; aflevering; bestanddeel; breken; deel; emplooi; gedeelte; kant; onderdeel; part; partij; plicht; rol; scheiden; stem; stuk; taak; uiteengaan; uiteenwijken; verdelen; zaak; zich verdelen; zijde