Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord drop the point

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(drop of water)
waterdruppel
;
(fall; lapse);
🔗 Hotel room reservations from the Russian market have already dropped by 70% for this high season.
(drip; spot); ;
(decrease; diminish; fall; reduce; shrink; dwindle; ease); ; ; ;
(omit)
achterwege laten
;
mankigi
(fall; fall off; tumble down);
(fall; lapse)
(lower; lay in rest)
(descend; go down; sink; lower oneself);
🔗 The head dropped.
(annul; cancel; lift; nullify; rescind); ; ; ; ; ;
(parachute; airdrop)
paraŝutigi
(abatement; decrease; diminishment);
verflauwing
;
vermindering
🔗 In 2020 alone, Cuba’s economy shrank by 11 percent, the largest drop since the collapse of the Soviet Union.
(dismiss)
rifuzi konsideri
🔗 T’sais dropped the point of her sword to the ground.
(mark)
🔗 His approval rating in Iowa has dropped a staggering 21 points since he took office.
(count)
🔗 The first two points are of little importance.
🔗 At that point it will be hard not to ask the question: What on earth has all this been for?
(dot; period; spot; locus; moment; full stop; stop); ;

EngelsNederlands
drop the point de zaak maar laten rusten
drop aanreiken; achterwege laten; afgooien; afleveren; afname; afwerpen; afzetten; borrel; dalen; daling; drop; droppel; droppen; dropping; drop‐hammer; drup; druppel; druppelen; flikje; flikkeren; gaan liggen; geheime bergplaats; komen te vallen; laten dalen; laten druppelen; laten schieten; laten vallen; laten varen; neerlaten; neerleggen; neerslaan; neervallen; neerwerpen; neutje; omlaaggaan; omvallen; oorbel; oorknop; oorknopje; opgeven; ophouden; pastille; pikketanissie; prijsdaling; seponeren; slokje; spatje; stuiken; uitwerpen; val; vallen; valluik; verliezen; vrachtje; weglaten; zakken; zich laten ontvallen; zich laten vallen; zuurtje
point aanleggen; aanpunten; duiden; een punt maken aan; etsnaald; geweitak; interpungeren; landpunt; naald; naaldkant; onderstrepen; oog; op treffende wijze illustreren; pointe; punt; punten; puntje; richten; scherpen; spits; spitsen; staan; stift; stip; stippen; stopcontact; streek; tak; van punten voorzien; voegen; wijzen; wijzen met