Informatie over het woord parachuteren (Nederlands → Esperanto: paraŝutigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/parasjyˈteːrə(n)/
Afbrekingpa·ra·chu·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) parachuteer(ik) parachuteerde
(jij) parachuteert(jij) parachuteerde
(hij) parachuteert(hij) parachuteerde
(wij) parachuteren(wij) parachuteerden
(jullie) parachuteren(jullie) parachuteerden
(gij) parachuteert(gij) parachuteerdet
(zij) parachuteren(zij) parachuteerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) parachutere(dat ik) parachuteerde
(dat jij) parachutere(dat jij) parachuteerde
(dat hij) parachutere(dat hij) parachuteerde
(dat wij) parachuteren(dat wij) parachuteerden
(dat jullie) parachuteren(dat jullie) parachuteerden
(dat gij) parachuteret(dat gij) parachuteerdet
(dat zij) parachuteren(dat zij) parachuteerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
parachuteerparachuteert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
parachuterend, parachuterende(hebben) geparachuteerd

Vertalingen

Engelsparachute
Esperantoparaŝutigi