Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord on time

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
on time
(prompt; punctual; regular; timely)
; ; ; ; ;
(ahead; forth; forward; forwards; onward; to the fore)
voort
(at; by; upon; over; to); ; ; ;
🔗 They don’t want ever to leave on those terms.
(by; by means of; through; with; via); ;
(further; more; beyond; anymore; moe);
(upon; onto; in; at; aboard; atop);
🔗 Mistress al’Vere gave him a pat on the cheek.
(a; in; into; per; an); ; ;
ŝaltita
(by; from; of); ;
(about; concerning; for; of; over; regarding; after; with; upon; in; as to; into; toward); ; ; ; ; ;
🔗 Insist on obedience!
aan de gang
🔗 Doesn’t he know there’s a war on?
(at the expense of)
op kosten van
je la kosto de
(across from; against; in exchange for; opposed to; versus; with; opposite; for; contra; from); ; ;
🔗 Senator Bill Hagerty has released a statement regarding the Russian attack on the Ukraine.
(at; beside; with; by; next to; in the case of; among); ;
🔗 As Ukrainian forces continue their offensive in the southern Cherson region, Russian media are reporting heavy bombardments around the town of Nova Kachovka on the Dnipro river.
(occasion);
🔗 Many times had Maziran tried to take her.
(period)
(course; length; space; span; duration)
🔗 Then they waited in silence for what seemed a long time.
(instant; moment)
(chance; event; occurrence; opportunity; instance; occasion; case);
(hour)
kronometri
🔗 Time has taught them no wisdom?
🔗 That doesn’t leave me much time.
🔗 At the exact centre longitude of a time zone, the phenomenon occurs exactly at noon, local time.
(while);
🔗 After some time he felt for his pipe.
🔗 Putin’s war is creating more troubles at the worst possible time.

EngelsNederlands
on time op tijd
on aan; aangesloten; bij; door; in; met; naar; om; op; op kosten van; over; tegen; ten koste van; van; verder; volgens; voort
time dateren; de duur bepalen van; de maat aangeven bij; de maat slaan; de maat slaan bij; de tijd bepalen van; de tijd opnemen; het ogenblik kiezen voor; keer; klokken; maal; maat; poos; reis; stond; tempo; termijn; tijd; tijdmaat; tijdstip; timen; uitmikken