Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord van

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(aan; door; vanaf; vandaan); ; ;
🔗 Waar zijn de schoenen van de jongens?
(op; uit; vanuit); ;
🔗 De treden waren van marmer.
van
surname
(aan; in; met; naar; op; over; voor); ; ; ;
🔗 Ze zijn zwak van verstand.
(aan; door; met; om; uit; vanwege; voor; wegens); ; ;
🔗 En zij schreeuwden van vrees.
(vanaf; af; van … af)
de sur
🔗 We moeten proberen hen van dit eiland te krijgen.
(binnen; in; op; per; te; aan);
🔗 En het zal nog wel kouder worden van de winter.
(vanaf)
🔗 En nu wachtte die hele mensenmenigte van de vroege morgen af.
(van; vanaf; af)
de sur
🔗 Puttler, die aandachtig geluisterd had, kwam nu van de divan af.
(binnen); ;
on the inside
🔗 Ik moet dat gebouw van binnen zien.
from there
;
thence
de tiu
🔗 Maar genieten deed hij daarvan niet.
about that
🔗 Wat zegt u daarvan dokter?
of it
de ĝi
🔗 Maar in de maand augustus is de zee helemaal open, zelfs in het noordelijke gedeelte ervan.
(erover)
about it
pri ĝi
🔗 Ik vroeg me af wat Freud ervan gezegd zou hebben.
whereof

NederlandsEngels
van at; by; down; for; from; in; of; off; on; out of; with
dat heeft hij niet van mij it is not me he takes it from
ik vind van wel I think so
van … af down …; from … downward; from … downwards; off; from …; from … upwards; from … onwards; since …; from
van binnen inside; on the inside; within; from within
van de week this week
daarvan therefrom; thereof; of that; from that
ervan from it; out of it; of it; about it; of them
hiervan hereof; thereof; of this; about this
waarvan whereof; whose; of which