English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word turnout

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
turnout
(attendance)
turn out
(bring about; cause; lead to; result in)
🔗 But, in the end, this may not turn out the way the Russian president hopes.
(diverge)
(aberrate; deviate)
(invert; reverse)
(turn over; upset; capsize; overturn; subvert; up‐end);
torni
(turn around; turn round; revolve; whirl); ;
(revolution; rotation; stroke; swirl; vortex; wriggle; whirl); ; ; ;
zwenking
(fasten; tighten; turn on)
turni plipreme
(turn around; turn back; turn round; recourse; resort; wheel; whirl; apply); ; ; ; ;
🔗 The man turned and went out.
(revolution; stroke); ; ; ;
zwenking
reversi
(change; alter; convert; shift)
(innings);

EnglishDutch
turn out afleveren; aflopen; afzetten; binnenstebuiten keren; blijken; blijken te zijn; een beurt geven; eruit gooien; eruit zetten; gebeuren; in het geweer komen; leveren; naar buiten staan; omkeren; opkomen; op straat zetten; presteren; produceren; te voorschijn komen; uit de veren komen; uitdraaien; uithalen; uitkomen; uitlopen; uitrukken; uitvallen; uitzetten; worden
turnout groep; kleding; nummer; opkomst; productie; spul; uitdossing; uitrukken; uitrusting; wisselspoor
give the room a turnout de kamer een beurt geven
turn aandraaien; aanleg; aard; afslaan; afwenden; bederven; behoefte; beurt; bocht; dienst; doel; doen draaien; doen gisten; doen keren; doen omkeren; doen schiften; doen wentelen; doen worden; doorslag; draai; draaien; draaien aan; draaiing; dubbelslag; een andere wending geven aan; een keer nemen; gisten; herscheppen; keer; keerpunt; kenteren; kentering; keren; kromming; maken; nummer; omdraai; omdraaien; omgaan; omkeren; omkering; omleggen; ommekeer; ommetje; omslaan; omtrekken; omwenden; omwenteling; op de vlucht drijven; op de vlucht jagen; opendraaien; overzetten; richten; richting; ronddraaien; schiften; schok; slag; soort; sturen; toer; toerbeurt; toertje; veranderen; verleggen; vertalen; verzetten; verzuren; wandelingetje; wegsturen; wenden; wending; winding; wisseling; worden; zich draaien; zich keren; zich omdraaien; zich omkeren; zich omwenden; zich richten; zich wenden; zuur doen worden; zuur worden; zwenking; ómwoelen; ómzetten