Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word doel

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(bestemming; doeleinde; doelstelling; oogmerk); ; ; ; ; ; ; ;
🔗 Het doel is om uiteindelijk een wolf te fotograferen.
(goal)
(bedoeling; plan; toeleg); ;
🔗 Zijn doel is aan de macht blijven.
(doelwit);
🔗 Toen kwam Kaa, recht op zijn doel af, vlug en begerig om te doden.
🔗 Over vijf minuten gaan wij dit doel onder vuur nemen.
🔗 Doelt u daarop?
target group
celgrupo
goal‐line
(doelverdediger; keeper)
goalkeeper
(goal; treffer)
🔗 Doelpunten van Maartje Paumen en Kim Lammers zorgden ervoor dat de Nederlandse vrouwen zich voor de zevende keer in de historie wereldkampioen mogen noemen.
(doel; oogmerk)
🔗 En wat waren dat voor doelstellingen?
(effectief)
🔗 De aanvallen van de regeringstroepen zijn vandaag op doeltreffende wijze voortgezet.
(afdoend; effectief; efficiënt; werkzaam);
effectual
; ;
efficient
(doelman; keeper)
goalkeeper
(wit; doel);
🔗 De Jappen zijn een gemakkelijk doelwit in een vallei.
aim in life
vivocelo
🔗 Toen hij eenmaal een mooi levensdoel gevonden had, liet heer Bommel er geen gras over groeien.

DutchEnglish
doel aim; bourn; butt; design; destination; end; goal; mark; object; objective; purpose; target; turn
aan zijn doel beantwoorden serve the purpose
een doel nastreven pursue an object; pursue an end
goed doel good cause; worthy cause
het doel heiligt de middelen the end justifies the means
het doel treffen hit the mark
het doel voorbijschieten overshoot the mark; defeat its own object
met het doel om for the purpose of; with a view to; with intent to
recht op zijn doel afgaan go straight to the point; come straight to the point
voor een goed doel for a good intention
zich ten doel stellen set out to; make it one’s object to
zijn doel missen miss one’s aim
zijn doel treffen hit the mark
doelboom target tree
doelen aim; allude
doelgebied goal area
doelgemiddelde goal average
doelgericht purposeful
doelgroep target group
doellat cross‐bar
doellijn goal‐line; scoring‐line
doelman keeper; goalkeeper; goalie
doelpaal goalpost
doelpunt goal
doelschop goal‐kick
doelstelling aim
doeltreffend effective; effectively; effectual; efficacious; efficaciously; efficient; to the purpose
doelverdediger goalie; goalkeeper; keeper
doelwit aim; blank; butt; mark; target; goal; purpose; object; white
einddoel final purpose; final goal; ultimate object
hoofddoel main object; principal aim
levensdoel aim of life; aim in life
luchtdoelgeschut anti‐aircraft artillery
reisdoel destination; goal