Information about the word uitdraaien (Dutch → Esperanto: turnestingi)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈœy̯̯draːjə(n)/
Hyphenationuit·draai·en

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) draai uit(ik) draaide uit
(jij) draait uit(jij) draaide uit
(hij) draait uit(hij) draaide uit
(wij) draaien uit(wij) draaiden uit
(jullie) draaien uit(jullie) draaiden uit
(gij) draait uit(gij) draaidet uit
(zij) draaien uit(zij) draaiden uit
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uitdraaie(dat ik) uitdraaide
(dat jij) uitdraaie(dat jij) uitdraaide
(dat hij) uitdraaie(dat hij) uitdraaide
(dat wij) uitdraaien(dat wij) uitdraaiden
(dat jullie) uitdraaien(dat jullie) uitdraaiden
(dat gij) uitdraaiet(dat gij) uitdraaidet
(dat zij) uitdraaien(dat zij) uitdraaiden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
draai uitdraait uit
Participles
Present participlePast participle
uitdraaiend, uitdraaiende(hebben) uitgedraaid

Usage samples

Ik wilde het licht uitdraaien toen de telefoon rinkelde.
De conducteur draait het elke morgen om ongeveer tien uur uit.

Translations

Englishturn out
Esperantoturnestingi
Scotsturn oot