Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word uitzetten

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
expand
🔗 Bij verwarming blijkt een metalen staafje uit te zetten.
expand
(uitschakelen);
cut a connection
(afzetten; uitschakelen; uitdoen; uitknippen)
switch off
🔗 Ik heb zijn getier na 5 minuten uitgezet.
evict
uitzetbaar
expansive
expansion
🔗 Het blijkt dat die uitzetting afhangt van de metaalsoort.
expansion
(expansie)
(uitwijzing)
expulsion
;
🔗 In de eetkamer zette hij koffie en daarna zat hij een half uur te luisteren naar het zuchten van het water over het plat en toen ging hij naar zijn kooi.
;
take shape
(trekken)
compose
;
(doen; plaatsen; steken; stoppen); ;
🔗 Ze naderde met een bord soep, dat ze voorzichtig op zijn knieën zette.
;
munti
sidigi
typesetting
(neerzetten; oprichten; opslaan; stellen); ; ;
set up

DutchEnglish
uitzettendeport; dilate; distend; eject; enlarge; evict; expand; expel; extend; flick off; invest; mark out; measure out; oust; place; plot; plot out; plump out; plump up; post; put out; set; set out; spread; spread out; swell; switch off; throw out; turn out
iemand de deur uitzettenturn somebody out
vis uitzetten in …stock … with fish
zich uitzettendilate; distend; expand; extend
uitzetbaarexpandable; expansible; dilatable
uitzettingdilatation; dilation; distension; ejection; ejectment; eviction; expansion; expatriation; expulsion; ouster; inflation
zettenarrange; brew; butt; compose; composition; embed; enchase; fit; intersperse; join; lean; lodge; make; mount; pitch; place; plant; prop; put; put on; reset; set; stand; stick; seat; set up; setting; trim