English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word trade

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
🔗 But when they come to trade with you and when they come to fight with you, can you not tell whether they are flesh and blood or not?
trade
(business; commerce; transaction)		; ;
trade
(handicraft; occupation; craft)		; ; ; ; ;
(interchange; swap; change; exchange; share; switch);
trade
(occupation; job)		; ; ; ;
building trade
;
🔗 Walking away empty‐handed, which Johnson threatened to do on Friday, would create disruptions to trade when the transition period ends later this year, shaving more than $ 25 billion off the UK economy in 2021 compared to a scenario where a limited free trade deal is agreed, according to a CNN business analysis based on forecasts from Citi and the Institute for Fiscal Studies.
(trade agreement; trade deal; commercial agreement);
🔗 Mr. Johnson could opt to quit the talks if he believes a deal is not in sight, putting the UK and EU on course to split without a trade accord at the end of the transition period in December.
(trade accord; trade deal; commercial agreement);
🔗 The president, we know, has a history of putting together really small deals and calling them momentous trade agreements.
trade and industry
trade and industry
entreprena aktivado
trade bloc
komerca bloko
(trade agreement; trade accord; commercial agreement)
🔗 Failing to reach a trade deal with Europe would shave as much as one percentage point off that level of growth.
trade treaty
(treaty of commerce; commercial treaty)
trade union
(corporation)		;
trade union
(labour‐union; syndicate; union; trades‐union)
komercmilito
🔗 There are now fears of a global trade war.
🔗 Today is a bad day for world trade.
fabrika marko
🔗 In this dictionary appear words which have been registered as a trademark.
tradesman
(artisan; craftsman)		;
trading

EnglishDutch
trade⇆ ambacht; ⇆ bedrijf; ⇆ beroep; ⇆ branche; ⇆ handel; ⇆ handeldrijven; ⇆ handel drijven; ⇆ handelen; ⇆ handelsverkeer; ⇆ handwerk; ⇆ koophandel; ⇆ koopmanschap; ⇆ métier; ⇆ negotie; ⇆ nering; ⇆ ruilen; ⇆ stiel; ⇆ vak; ⇆ verhandelen; ⇆ verruilen; ⇆ zaken
animal trade⇆ dierenhandel
art trade⇆ kunsthandel
baker’s trade⇆ broodbakkerij
balance of trade⇆ handelsbalans
board of trade⇆ kamer van koophandel; ⇆ ministerie van economische zaken; ⇆ ministerie van handel
building trade⇆ bouwbedrijf; ⇆ bouwvak
building trade worker⇆ bouwvakarbeider; ⇆ bouwvakker
butcher’s trade⇆ beenhouwerij; ⇆ slagerij
by trade⇆ van beroep
coasting trade⇆ kustvaart
coastwise trade⇆ kustvaart
contraband trade⇆ smokkelhandel
do a roaring trade⇆ drukke nering hebben; ⇆ gouden zaken doen
export trade⇆ exporthandel; ⇆ uitvoerhandel
foreign‐going trade⇆ de grote vaart
foreign trade⇆ de grote vaart
freedom of trade⇆ handelsvrijheid
free trade⇆ vrijhandel
free trade deal⇆ vrijhandelsverdrag
freighting trade⇆ vrachtvervoer
furniture trade⇆ meubelhandel
grocer’s trade⇆ kruideniersvak
hotel trade⇆ hotelbedrijf
import trade⇆ invoerhandel
insider trade⇆ handelen met voorkennis
intermediate trade⇆ tussenhandel
iron trade⇆ ijzerhandel
jack‐of‐all‐trades and master of none⇆ twaalf ambachten, dertien ongelukken
know the tricks of the trade⇆ de knepen van het vak kennen; ⇆ gepokt en gemazeld zijn
ocean‐going trade⇆ de grote vaart
opium trade⇆ opiumhandel
paper trade⇆ papierhandel
rag trade⇆ kledingindustrie
registered trade mark⇆ gedeponeerd handelsmerk
retail trade⇆ detailhandel; ⇆ kleinhandel; ⇆ nering
shipping trade⇆ rederij
spoil the trade⇆ de klad erin brengen; ⇆ onderkruipen
timber trade⇆ houthandel
trade accord⇆ handelsakkoord; ⇆ handelsdeal; ⇆ handelsovereenkomst
trade agreement⇆ handelsakkoord; ⇆ handelsdeal; ⇆ handelsovereenkomst
trade and industry⇆ bedrijfsleven
trade association⇆ vakgroep
trade away⇆ verruilen
trade bloc⇆ handelsblok
trade credit⇆ handelskrediet
trade cycle⇆ conjunctuur
trade deal⇆ handelsdeal; ⇆ handelsovereenkomst
trade discount⇆ korting aan wederverkopers
trade dispute⇆ arbeidsgeschil
trade down⇆ goedkoper gaan inkopen
trade embargo⇆ handelsembargo
trade gap⇆ tekort op de handelsbalans
trade in⇆ handel drijven in; ⇆ inruilen
trade journal⇆ vakblad; ⇆ vaktijdschrift
trade list⇆ prijscourant
trade name⇆ handelsmerknaam; ⇆ handelsnaam
trade off⇆ verruilen
trade on⇆ exploiteren; ⇆ speculeren op; ⇆ uitbuiten
trade press⇆ vakpers
trade price⇆ grossiersprijs
trade route⇆ handelsroute; ⇆ handelsweg
trade supervision⇆ arbeidsinspectie
trade to⇆ handelen op; ⇆ varen op
trade treaty⇆ handelsverdrag
trade union⇆ vakbond; ⇆ vakorganisatie; ⇆ vakvereniging
trade union leader⇆ vakbondsleider
trade up⇆ duurder gaan inkopen
trade upon⇆ speculeren op
trade usage⇆ handelsgebruik
trade war⇆ handelsoorlog
trade with⇆ handel drijven met
transit trade⇆ doorvoerhandel; ⇆ transitohandel
wholesale trade⇆ groothandel; ⇆ grossierderij
world trade⇆ wereldhandel
book‐trade⇆ boekhandel
carrying‐trade⇆ vrachtvaart; ⇆ vrachtvervoer
cattle‐trade⇆ veehandel
cheese‐trade⇆ kaashandel
corn‐trade⇆ graanhandel
diamond‐trade⇆ diamanthandel
glass‐trade⇆ glashandel
home‐trade⇆ de kleine vaart
horse‐trade⇆ paardenhandel
jack‐of‐all‐trades⇆ manusje‐van‐alles; ⇆ scharrelaar
money‐trade⇆ geldhandel
slave‐trade⇆ slavenhandel
spice‐trade⇆ specerijenhandel
stock‐in‐trade⇆ gereedschap; ⇆ goederenvoorraad; ⇆ inventaris; ⇆ kapitaal; ⇆ onderdeel van het standaardrepertoire; ⇆ voorraad
tea‐trade⇆ theehandel
tobacco‐trade⇆ tabakshandel
trademark⇆ fabrieksmerk; ⇆ handelsmerk; ⇆ merk
trader⇆ handelaar; ⇆ koopman; ⇆ koopvaardijschip
trade‐secret⇆ fabrieksgeheim
tradesman⇆ leverancier; ⇆ middenstander; ⇆ neringdoende; ⇆ neringdoener; ⇆ winkelier
tradespeople⇆ middenstand
tradeswoman⇆ koopvrouw
trade‐unionism⇆ vakbeweging; ⇆ vakverenigingswezen
trade‐unionist⇆ lid van een vakvereniging
trading⇆ handel; ⇆ handeldrijvend; ⇆ handels‐; ⇆ nering; ⇆ omzet
wine‐trade⇆ wijnhandel