Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word inruilen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(inwisselen; ruilen; uitwisselen; verruilen; verwisselen; wisselen) | ||
(binnen; op; te; van; aan) | ; ; | |
🔗 En zie, daar viel hij in een beerput. | ||
(aan; betreffende; met; naar; omtrent; op; over; van; voor) | ; ; ; ; ; | |
🔗 De jongens verschillen enigszins in lengte. | ||
(bij; gedurende; onder; met; op) | ; | |
🔗 In de afgelopen tien jaar hebben ongeveer tweeduizend arbeiders uit heel Europa aan de tunnel gewerkt. | ||
(inruilen; inwisselen; uitwisselen; verruilen; verwisselen; wisselen) | interchange ; ; ; ; | |
🔗 Ga ’m ruilen voor ’n ander model! |
Dutch | English |
---|---|
inruilen | exchange; trade in |
in | aboard; about; at; in; inside; into; on; within; of; for; to; up |
inruilauto | part‐exchange car; trade‐in car |
inruilpremie | trade‐in bonus; part‐exchange bonus |
inruilwaarde | trade‐in value |
ruilen | barter; change; exchange; interchange; swap; truck; trade |