Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word groothandel

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
;
(lang; rijzig)
🔗 De grote man glimlachte triest.
; ; ;
🔗 Deze dieren zijn heel wat groter dan reeën.
(volgroeid; volwassen)
(royaal; ruim; uitgebreid; uitgestrekt; wijd)
spacious
; ;
groschen
🔗 En ik word de grootste magiër van het land.
; ;
🔗 Dat was zijn grote vergissing.
🔗 Een nest van zeearenden is ongeveer 2 bij 2 meter groot en weegt zo’n 900 kilo.
(grossier)
wholesaler
(affaire; koopmanschap; negotie; nering);
commerce
;
trade
🔗 Misschien dat ik een kleine handel opzet in noten en wilde honing.
(handeldrijven)
trading
🔗 ’t Gaat al aardig met de handel, waar?

DutchEnglish
groothandel wholesale; wholesale trade
groot all‐out; big; bulky; burly; comprehensive; egregious; egregiously; full‐size; grand; great; gross; grown; large; large‐scale; major; mighty; profound; spacious; spanking; tall; vast; voluminous; wide; signal; groschen; grown‐up
groothandelaar wholesale dealer; wholesaler
groothandelsprijs wholesale price
handel business; commerce; trade; trading; traffic