Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word uitpakken

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
unpack
elpaki
🔗 Hij ging dus tegen een dikke boom zitten en pakte zijn maaltje uit.
(uitkomen)
🔗 Dat president Trump blijft volhouden dat dit het geval is, kan dus averechts uitpakken voor zijn partij.
(beetpakken);
grasp
ekteni
🔗 Hij probeerde het te pakken.
(beetkrijgen; opvangen; vangen; vastpakken; vatten); ;
grasp
(emballeren; inpakken; verpakken)
(aanvatten; nemen; vatten)
lay hold of
; ;
🔗 Pak een van die speren en volg me!
(vangen; betrappen);
🔗 Als we gepakt worden, wat kunnen we dan verwachten?
(op; van; vanuit);
🔗 Hij liep snel het hotel uit.
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens); ; ;
🔗 Dat deed hij uit berekening.
(over; voort; weg; verwijderd);
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit.
;
🔗 De lampen waren uit.

DutchEnglish
uitpakken entertain; pan out; single out; uncase; undo; unpack; unwrap; work out
flink uitpakken spare no expense
pakken snatch; bale; bite; capture; catch; catch hold of; crowd; get hold of; grab hold of; grip; lay hold of; pack; pinch; seize hold of; take hold of; squeeze; seize; stow; take; take on; tell; clutch; grasp; hug; cuddle; fetch; get; ball; bind; pack up; catch on
uit done; for; forth; off; out; out of; over; through; in a spirit of; from; from among; in
uitpakkamer commercial room