English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word through

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(completely; entirely; from A to Z); ; ;
totaliter
; ;
komplete
(by; by means of; on; with; via); ;
door middel van
🔗 By his orders I must approch him through you, which is why I am here,
(because of; for; for sake of; on account of; owing to; at; for the sake of; from; in favour of; due to; in; by reason of; in the light of);
(across); ; ;
🔗 He could easily have pushed through the throng, but that was not his way.
(endure; bear; cope; stand; withstand); ; ; ; ;
🔗 But we’ll make it through.
(across)
rekte tra
(around)
door heel de
;
door heel het
;
het hele … door
tra la tuta
🔗 SI units are used throughout both volumes.

EnglishDutch
through door; doorgaand; doorheen; door … heen; door middel van; door tussenkomst van; uit; via
all through his life zijn hele leven door
be through with somebody niets meer met iemand te maken willen hebben
get through very well het er goed afbrengen
I am through with him hij heeft afgedaan bij mij
know something through and through iets door en door kennen
look somebody through and through iemand heel en al doorzien; iemand scherp aankijken
put somebody through to iemand doorverbinden met
through all ages door de eeuwen heen
through and through door en door; pur sang; straal
through passengers doorgaande passagiers
through traffic doorgaand verkeer
through train D‐trein; doorgaande train
wet through door en door nat; doornat; kletsnat; tot op het hemd toe nat
you can’t get through er is geen doorkomen aan
breakthrough doorbraak
throughout door heel; in alle opzichten; overal; van boven tot onder; van het begin tot het einde