Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word rustgevend
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
rustgevend (kalmerend) | soothing | trankviliga |
; impart ; ; ; ; ; | ||
🔗 Gij gaaft het al. | ||
(aangeven; verlenen; uitbrengen) | ||
🔗 Geef me vijf minuten. | ||
🔗 Hoeveel geef je voor deze jas? | ||
(toebrengen) | ||
🔗 Waar kan ik een feest geven? | ||
(opbrengen; bieden) | ; | |
🔗 De hemel geve dat het zo is. | ||
(opleveren) | ||
🔗 Het gras op de weide verdorde en de koe gaf geen melk. | ||
🔗 De meeste prikken kunnen de eerste 2 dagen koorts geven. | ||
(schenken) | ||
🔗 Hadden ze hem de taak gegeven ons te vertellen wanneer we zouden vertrekken? | ||
(pauze) | ; ; respite ; | |
repose ; | ||
🔗 Het paard had rust nodig. | ||
(bedaardheid; gerustheid; kalmte; rustigheid) | tranquillity | |
🔗 Maar ik vond geen rust. | ||
(kalmte; rustigheid; stilte) | ; ; ; |
Dutch | English |
---|---|
rustgevend | ⇆ reposeful; ⇆ restful; ⇆ soothing |
geven | ⇆ afford; ⇆ allow; ⇆ bestow; ⇆ catch; ⇆ convey; ⇆ deal; ⇆ deliver; ⇆ emit; ⇆ fetch; ⇆ give; ⇆ give forth; ⇆ give out; ⇆ giving; ⇆ hit; ⇆ impart; ⇆ mete out; ⇆ pass; ⇆ present; ⇆ put; ⇆ put on; ⇆ render; ⇆ return; ⇆ spare; ⇆ yield; ⇆ run; ⇆ take; ⇆ make a present of; ⇆ present with; ⇆ produce; ⇆ hand; ⇆ volunteer |
rust | ⇆ break; ⇆ calm; ⇆ ease; ⇆ half‐time; ⇆ pause; ⇆ peace; ⇆ placidity; ⇆ quiescence; ⇆ quiescency; ⇆ quiet; ⇆ quietness; ⇆ quietude; ⇆ recumbency; ⇆ repose; ⇆ respite; ⇆ rest; ⇆ tranquillity; ⇆ surcease; ⇆ interval |