English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word put on
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
put on (start; turn on; activate; switch on; actuate; start off; put into action; put into force; put into operation) | ||
; ; | ||
🔗 You didn’t put that vest on again? | ||
(lay down; place; set) | ; ; ; ; | |
(articulate; state; utter; voice) | ; | |
(express; register) | ; | |
(place) | ; | |
🔗 Its aim may be to put more pressure on the EU and the US to stop supporting Ukrainian resistance to its military aggression. |
English | Dutch |
---|---|
put on | ⇆ aandoen; ⇆ aanhaken; ⇆ aan het werk zetten; ⇆ aannemen; ⇆ aantrekken; ⇆ aanzetten; ⇆ extra laten lopen; ⇆ geven; ⇆ geven aan; ⇆ in de vaart brengen; ⇆ inleggen; ⇆ laten spelen; ⇆ omdoen; ⇆ ómhangen; ⇆ ontdubbelen; ⇆ opleggen; ⇆ opslaan; ⇆ op touw zetten; ⇆ opvoeren; ⇆ opzetten; ⇆ organiseren; ⇆ stellen op; ⇆ voorbinden; ⇆ voor de gek houden; ⇆ voorschrijven; ⇆ zetten |
put | ⇆ bergen; ⇆ brengen; ⇆ doen; ⇆ geven; ⇆ in stemming brengen; ⇆ inspannen; ⇆ leggen; ⇆ onder woorden brengen; ⇆ plaatsen; ⇆ slaan; ⇆ spannen; ⇆ steken; ⇆ stellen; ⇆ stoppen; ⇆ uitdrukken; ⇆ vastzetten; ⇆ verwoorden; ⇆ voorstellen; ⇆ zeggen; ⇆ zetten |