Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word kort en goed
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(wel) | ; ; | |
🔗 Bekijk deze foto’s eens goed. | ||
(bezitting; landgoed) | ; | |
🔗 „Mag ik vragen”, zeide ik, „of dit goed niet toebehoort aan de heer Blaek van Amsterdam?” | ||
(okee; in orde) | ; ; ; | |
🔗 Het is een goed boek. | ||
(goede) | ||
(juist; zuiver) | ; | |
(akkoord; in orde; okee) | konsentite | |
(bezit; bezitting; eigendom) | possession ; property | |
🔗 Iedere dag riskeren ze hun leven om het leven en goed van anderen te beschermen. | ||
(kledij; kleding; kleren) | ||
(juist) | ; ; | |
🔗 Dan heb ik een beter voorstel. | ||
🔗 Je hebt dus een goed paard nodig. | ||
(beknopt; bondig; kernachtig; summier) | concise ; ; | |
🔗 Ik zal het zo kort mogelijk houden. | ||
🔗 Tully was korter dan hijzelf en had kortere armen. | ||
(kortstondig) | ||
🔗 Na een naar Pucs mening veel te korte tijd gingen ze weer op pad. |
Dutch | English |
---|---|
kort en goed | ⇆ in a word; ⇆ in short |
goed | ⇆ aright; ⇆ asset; ⇆ blue‐chip; ⇆ chattel; ⇆ commodity; ⇆ correct; ⇆ effects; ⇆ estate; ⇆ fine; ⇆ fitly; ⇆ gear; ⇆ good; ⇆ kind; ⇆ kindly; ⇆ okay; ⇆ proper; ⇆ properly; ⇆ property; ⇆ well; ⇆ right; ⇆ all right; ⇆ rightly; ⇆ sound; ⇆ ware; ⇆ strong; ⇆ stuff; ⇆ things; ⇆ goodly; ⇆ round; ⇆ full; ⇆ clothes; ⇆ luggage; ⇆ wares; ⇆ goods; ⇆ possession; ⇆ material; ⇆ wear |
kort | ⇆ brief; ⇆ briefly; ⇆ choppy; ⇆ close; ⇆ compendious; ⇆ compendiously; ⇆ concise; ⇆ curt; ⇆ short; ⇆ terse; ⇆ shortly; ⇆ succinct; ⇆ summary |