English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word proper

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(decent; fitting; suitable; appropriate; seemly; becoming; befitting; decorous); ; ;
voegzaam
(correct; exact; right);
🔗 I noticed it, and picked it up to return it to its proper place.
(appropriate; becoming; seemly; suitable; expedient; applicable; meet; befitting); ;
🔗 She lacks proper respect.
(own; personal; very)
(strict; stringent);
improper
(inept; undue)
(decently; adequately; appropriately; duly);
(appropriately; expediently);
op de juiste wijze
konvene
(exactly; just; okay; right; accurately; correctly; precisely; aright)
🔗 If the student desires to read and compose modern Deseret alphabet documents, and to do it properly, he should focus on chapters 5 while referring back to chapter 2 for clarifications on English sounds.

EnglishDutch
proper behoorlijk; betamelijk; betrokken; echt; eigen; eigenlijk; fatsoenlijk; gepast; geschikt; goed; juist; oorbaar; rechtmatig; strikt; voegzaam
proper name eigennaam
proper noun eigennaam
think it proper het goedkeuren; het goedvinden
improper onbehoorlijk; onbetamelijk; oneigenlijk; onfatsoenlijk; ongepast; ongeschikt; ongevoeglijk; onjuist; onnet; onoorbaar; onwelvoeglijk; onécht; scabreus
properly behoorlijk; eigenlijk; goed; juist; naar behoren; naar de eis; terdege; terecht
propriety fatsoen; gepastheid; gevoeglijkheid; juistheid; voegzaamheid; welvoeglijkheid