Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word in en uit
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(binnen; op; te; van; aan) | ; ; | |
🔗 En zie, daar viel hij in een beerput. | ||
(aan; betreffende; met; naar; omtrent; op; over; van; voor) | ; ; ; ; ; | |
🔗 De jongens verschillen enigszins in lengte. | ||
(bij; gedurende; onder; met; op) | ; | |
🔗 In de afgelopen tien jaar hebben ongeveer tweeduizend arbeiders uit heel Europa aan de tunnel gewerkt. | ||
(op; van; vanuit) | ; | |
🔗 Hij liep snel het hotel uit. | ||
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens) | ; ; ; | |
🔗 Dat deed hij uit berekening. | ||
(over; voort; weg; verwijderd) | ; | |
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit. | ||
; | ||
🔗 De lampen waren uit. |
Dutch | English |
---|---|
in en uit | ⇆ in and out |
in | ⇆ aboard; ⇆ about; ⇆ at; ⇆ in; ⇆ inside; ⇆ into; ⇆ on; ⇆ within; ⇆ of; ⇆ for; ⇆ to; ⇆ up |
uit | ⇆ done; ⇆ for; ⇆ forth; ⇆ off; ⇆ out; ⇆ out of; ⇆ over; ⇆ through; ⇆ in a spirit of; ⇆ from; ⇆ from among; ⇆ in |