English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word on

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(ahead; forth; forward; forwards; onward; to the fore)
voort
(at; by; upon; over; to); ; ; ;
🔗 They don’t want ever to leave on those terms.
(by; by means of; through; with; via); ;
(further; more; beyond; anymore; moe);
(upon; onto; in; at; aboard; atop);
🔗 Mistress al’Vere gave him a pat on the cheek.
(a; in; into; per; an); ; ;
ŝaltita
(by; from; of); ;
(about; concerning; for; of; over; regarding; after; with; upon; in; as to; into; toward); ; ; ; ; ;
🔗 Insist on obedience!
aan de gang
🔗 Doesn’t he know there’s a war on?
(at the expense of)
op kosten van
je la kosto de
(across from; against; in exchange for; opposed to; versus; with; opposite; for; contra; from); ; ;
🔗 Senator Bill Hagerty has released a statement regarding the Russian attack on the Ukraine.
(at; beside; with; by; next to; in the case of; among); ;
🔗 As Ukrainian forces continue their offensive in the southern Cherson region, Russian media are reporting heavy bombardments around the town of Nova Kachovka on the Dnipro river.
and so on
(et cetera; and so forth)
;
kaj tiel plu
be keen on
(covet; eye)
; ; ;
off and on
(now and again; now and then)
bij tussenpozen
intermite
on account
op afbetaling
partpage
on board
on purpose
(deliberately; designedly; intentionally; wilfully; advisedly; by design)
;
on the left
(left)
on the right
on time
(prompt; punctual; regular; timely)
; ; ; ; ;
(at; by; on; over; to); ;
(on; onto; in; at; aboard; atop);
🔗 He tossed the packet upon the bed.
(about; concerning; for; of; over; regarding; after; on; with; in; as to; into; toward);
🔗 I have come to see you upon a more personal matter.
(after; past; in)
🔗 For 82 percent of those surveyed, peace with Russia is possible only upon the return of all territories occupied since 2014, including Crimea and the Donecʹk and Luhansʹk provinces.

EnglishDutch
on aan; aangesloten; bij; door; in; met; naar; om; op; op kosten van; over; tegen; ten koste van; van; verder; volgens; voort
and so on enzovoort; enzovoorts
be keen on belust zijn op; gebrand zijn op; vlassen op
be on aan de beurt zijn; aan de gang zijn; aanstaan; gaan over; gaande zijn; gespeeld worden; op de planken zijn; opstaan
be on at somebody iemand aan zijn kop zeuren
be on drugs drugs gebruiken; gebruiken
be on holiday met vakantie zijn; op vakantie zijn
be on to doorhebben
be on to somebody iemand aan zijn kop zeuren
get on to doorhebben; ontdekken; zich in verbinding stellen met
have on aanhebben; om hebben; omhebben; ophebben
he has a coat on hij heeft een jas aan
hundreds on hundreds of kilometres honderden en honderden kilometers
I’m on ik doe mee
off and on af en toe; bij tussenpozen
on account op afbetaling
on a large scale grootscheeps; in het groot; op grote schaal
on all hands aan alle kanten; van alle kanten
on an average door elkaar genomen; door elkaar gerekend; dooreen genomen; gemiddeld; in doorsnee
on and on al maar door; almaar voort; voortdurend
on arrival bij aankomst
on board aan boord; aan boord van; in de bus; in de trein
on business voor zaken
on fire brandend; gloeiend; in brand
on hand voorhanden; voorradig
on purpose expres; met opzet; uit moedwil; voorbedachtelijk
on the left links
on the right rechts
on the sly genieperig; geniepig; in het geniep; stiekem; tersluik; tersluiks
on the wall aan de muur
on time op tijd
on weekdays door de week
slam the door on de deur dichtslaan voor
that’s not on! dat doe je niet!
the case is on de zaak is in behandeling
the light is on het licht is aan
this round is on me dit rondje is voor mij
turn one’s back on somebody iemand de rug toekeren
what is he on about? waar heeft hij het in godsnaam over?
what’s on? wat is er aan de hand?
hereon hierop
thereon daarna; daarop
upon aan; bij; na; op