Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord pin‐prick
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(skittle) | ||
alpingli | ||
(bolt) | ||
(bolt) | met bouten vastmaken | bolti |
(needle) | ||
🔗 My wife sent me to buy pins! | ||
(cock; pecker; dick; willy; member; rod) | ; | |
(pick; stab; sting; pierce; puncture; pique; stick; jab; poke; goad; prickle) | ; ; ; | |
(sting; stab; twinge) | ; | |
(puncture) | punkcii |
Engels | Nederlands |
---|---|
pin‐prick | ⇆ speldeprik |
pin | ⇆ bout; ⇆ clip; ⇆ insluiten; ⇆ kegel; ⇆ keil; ⇆ luns; ⇆ nagel; ⇆ opprikken; ⇆ opsluiten; ⇆ pen; ⇆ pin; ⇆ pincode; ⇆ pinnen; ⇆ prikken; ⇆ schroef; ⇆ speld; ⇆ spelden; ⇆ speldje; ⇆ spie; ⇆ stift; ⇆ tap; ⇆ vasthouden; ⇆ vastklemmen; ⇆ vastpinnen; ⇆ vastprikken; ⇆ vastspelden; ⇆ vastzetten |
prick | ⇆ aansporen; ⇆ de sporen geven; ⇆ doorprikken; ⇆ dóórsteken; ⇆ een gaatje maken in; ⇆ hazespoor; ⇆ hondelul; ⇆ lul; ⇆ pik; ⇆ pikken; ⇆ priemen; ⇆ prik; ⇆ prikje; ⇆ prikkel; ⇆ prikkelen; ⇆ prikken; ⇆ prikken in; ⇆ puncteren; ⇆ punt; ⇆ spitsen; ⇆ spoor; ⇆ steek; ⇆ stekel; ⇆ steken; ⇆ stip; ⇆ tamp |