Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord highway

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
highway
(road; roadway; high road)
straatweg
highway
(expressway; freeway; motorway)
highway ice plant
(Hottentot‐fig; Hottentot’s fig)
(lofty); ;
verheven
drogekscitita
🔗 Did you know that Venezuela has one of the highest murder rates in the world?
(path; road)
(manner; mode; bearing; fashion; style);
🔗 There’s just no way.
(route; course; passage; pathway; road)
🔗 She walked the rest of the way at a dignified pace.
(method; approach; avenue; technique)
(means; remedy; resource; avenue; expedience; expedient; recourse; agency)
(custom; mores; usage)
🔗 Many ways were different in Shienar from what he was used to, and there were some to which he would never become accustomed if he lived for ever.
;
🔗 Someone will come soon to show you the way.
(custom);
🔗 Many ways were different in Shienar from what he was used to, and there were some to which he would never become accustomed to if he lived for ever.
(direction; trend);
🔗 Shipping goods either way across the UK‐EU border now takes longer and is more expensive since the UK left the EU’s customs union and single market.

EngelsNederlands
highway beste weg; expresweg; grote weg; kortste weg; snelste weg; snelweg; straatweg; verkeersweg
divided highway vierbaansweg
four‐lane highway vierbaansweg
highway code verkeersreglement; wegenverkeersreglement
highway ice plant Hottentotvijg
highway robbery struikroverij
super highway autosnelweg
the King’s highway de openbare weg
the Queen’s highway de openbare weg
high aangeschoten; adellijk; euforie; gebied van hoge luchtdruk; high; hogedrukgebied; hoog; hooggaand; hooggelegen; hooggespannen; hooglopend; hoogtepunt; intens; lang; machtig; roes; sterk; streng; toppunt; verheven; vrolijk
highway‐man struikrover
way afstand; baan; doorgang; doorreis; eind; eindweegs; gang; gebruik; gewoonte; handelwijze; hebbelijkheid; kant; manier; modus; pad; richting; route; stuk; traject; trant; vaart; ver; weg; wijze