Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord easy

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(facile; light); ;
🔗 That’s easy to do.
(fluent; flowing; fluid)
stromend
;
(accommodative; comfortable)
🔗 Nai the Hever seated himself in an easy chair.
as easy as lying
(perfectly simple; quite simple; very easy; straightforward)
tutsimpla
free and easy
(carefree; relaxed)
;
in easy circumstances
(well‐to‐do; affluent; prosperous)
; ; ;
make easy
(facilitate; ease)
(readily); ; ;
met gemak
🔗 Once we understand why CC3 traps the noble gases so easily, we can improve on it.
(fluently)
tappelings
;
(effortlessly)
senpene
(anxious; agitated; troubled; restless; unquiet; unsettled; restive); ;
🔗 Someone in the crowd moaned aloud, and even Tam and Bran exchanged uneasy frowns.
(straitened; embarrassing; awkward); ; ; ; ;
van verlegenheid getuigend
🔗 This is an uneasy ceasefire, but both sides are more or less holding it.

EngelsNederlands
easy! kalm!; kalm aan!; kalmpjes aan!; langzaam!; langzaam aan!
easy flauw; gemakkelijk; gerust; langzaam; los; makkelijk; ongedwongen; vlot; welgesteld
as easy as falling from a log doodsimpel
as easy as lying doodeenvoudig
as easy as pie doodsimpel; een eitje; heel gemakkelijk
come easy go easy zo gewonnen, zo geronnen
easy chair crapaud; fauteuil; leunstoel; luierstoel
easy come, easy go zo gewonnen zo geronnen
easy does it! kalmpjes aan!; voorzichtig!
easy mark een gemakkelijke prooi
easy of access gemakkelijk te bereiken; genaakbaar; toegankelijk
easy of belief lichtgelovig
easy on the eye aantrekkelijk
free and easy ongedwongen; ongegeneerd
go easy! kalmpjes aan!; maak je niet druk!
go easy on somebody iemand wat ontzien
I’m easy ik vind alles goed; mij best
in easy circumstances bemiddeld; gegoed; het breed hebbend; in bonis; in goeden doen; welgesteld
make easy vergemakkelijken
not be easy till geen rust hebben voordat
stand easy! op de plaats rust!
take it easy! blijf kalm!; rustig maar!
take it easy doe het op uw gemak; het kalm aan doen; niksen; relaxen
easily gemakkelijk; licht; makkelijk; met gemak; op zijn gemak; verreweg
easiness gemakkelijkheid; lichtheid
easy‐going gemakzuchtig; gezapig; laconiek; licht lopend; makkelijk; op zijn gemak gesteld
uneasy bezorgd; gedwongen; gegeneerd; niet op zijn gemak; onbehaaglijk; ongemakkelijk; ongerust; onrustig; onwennig