English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word takest

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(abstract; take away; remove; seize);
(occupy; engage; fill; hold; involve); ;
(lay hold of; pick up; get); ;
🔗 He reached across the table and took her two hands.
(plunder; rob; loot; kidnap; reave)
🔗 Liane flung down a leather sack, taken this very morning.

EnglishDutch
take aanbijten; aangrijpen; aannemen; aanslaan; aanvaarden; afkrijgen; afleggen; afnemen; afzetten; begrijpen; behalen; benemen; beroven van; beschouwen; bezetten; bezorgen; brengen; buitmaken; doen; drinken; erover doen; gebruiken; geven; halen; houden; in behandeling nemen; in beslag nemen; incasseren; innemen; … in slaan; inslaan; inwinnen; kieken; kosten; krijgen; leiden; maken; meenemen; nemen; noteren; nuttigen; ontvangen; ontvangst; opdoen; opname; opnemen; opschrijven; opvatten; opvolgen; overbrengen; overnemen; pakken; recette; slaan; snappen; springen over; succes hebben; te baat nemen; tot zich nemen; vangen; vangst; vatten; veroveren; voeren; volgen; waarnemen; zich schikken