Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word vatten

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
;
(beetkrijgen; opvangen; pakken; vangen; vastpakken); ; ;
grasp
🔗 Hij moet worden gevat, want hij is een gevaarlijk element.
(begrijpen; snappen; verstaan); ;
🔗 Je vat het nu wel.
(aanvatten; nemen; pakken);
(beetpakken; grijpen)
grasp
;
🔗 Zo sprekende schoof hij zijn schatten opzij, vatte de bezoeker bij de kraag en duwde hem met grote kracht naar de uitgang.
(in slaap vallen; inslapen; onder zeil gaan; in slaap komen; gaan slapen); ;
🔗 Ik kon die nacht de slaap niet vatten.
(aangaan; ontbranden; in brand vliegen)
ignite
; ;
catch fire
(pakken; vatten)
lay hold of
(houden; inhouden);
enteni
(behelzen; inhouden)
comprise
; ;
🔗 Het kleine huis kon niet allen bevatten.
(begrijpen; verstaan)
🔗 De geschiedenis van Tschai gaat verder terug dan men kan bevatten.
(verkouden worden)
catch a cold
🔗 U zult kouvatten!
(misverstaan; verkeerd begrijpen)
misunderstand
; ;
misapprehend
(beslaan)
comprise
; ; ;
embrace
🔗 Dat omvat alles.
(omarmen)
embrace
;
ĉirkaŭpreni
(uitleggen);
construe
🔗 Dat kunt u opvatten zoals u zelf wilt.
(resumeren)
summarize
;
recapitulate
resumi
; ;
enteni
(inkleden)
formulate
;

DutchEnglish
vatten apprehend; apprehension; catch; get; grasp; mount; see; seize; set; take; understand
de koe bij de hoorns vatten take the bull by the horns; grasp the nettle
vatten in mount in; set in; frame with
vuur vatten catch fire; ignite; kindle; light; flare up
aanvatten catch hold of; take hold of; seize hold of; lay hold of; apprehend; apprehension; handle
bevatten bear; carry; comprehend; comprise; conceive; contain; embody; enclose; encompass; fathom; hold; include; incorporate; grasp
kouvatten catch a chill; catch cold; catch a cold
omvatten be inclusive of; clasp; compass; comprehend; comprise; cover; embody; embrace; enclose; encompass; enfold; grapple; grasp; include; involve; take in; encircle; span
opvatten conceive; read; take; take up; understand
postvatten take one’s stand; take up one’s station
samenvatten comprise; condense; epitomize; recapitulate; reckon up; sum up; telescope; summarize
vervatten couch