Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word uittellen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Ik tel slechts vijf passagiers.
(bedragen)
🔗 Het Iraakse parlement telt 325 zetels.
calculation
;
computation
; ;
figuring
; ;
🔗 Heeft iemand de oorlogsschepen geteld?
(op; van; vanuit);
🔗 Hij liep snel het hotel uit.
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens); ; ;
🔗 Dat deed hij uit berekening.
(over; voort; weg; verwijderd);
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit.
;
🔗 De lampen waren uit.

DutchEnglish
uittellen count out
tellen count; enumerate; keep count; keep count of; number; reckon; keep a tally of; tally
uit done; for; forth; off; out; out of; over; through; in a spirit of; from; from among; in
uitgeteld out for the count; pooped out; wiped out; done in