Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word uitkopen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(aankopen; aanschaffen; afnemen; inkopen; overnemen; zich aanschaffen);
🔗 Ik wil hier een huis kopen.
(op; van; vanuit);
🔗 Hij liep snel het hotel uit.
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens); ; ;
🔗 Dat deed hij uit berekening.
(over; voort; weg; verwijderd);
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit.
;
🔗 De lampen waren uit.
uitkoop
(afkoop)
redemption

DutchEnglish
uitkopen buy off; buy out; purchase out
kopen acquire; buy; purchase
uit done; for; forth; off; out; out of; over; through; in a spirit of; from; from among; in
uitkoop buying out; buying off