English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word buy

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(acquire; purchase)
(purchase; take over); ; ; ; ; ;
🔗 Ẉhy would Tam have bought a sword?
(purchase; taking over)
(bribe)
buy on credit

EnglishDutch
buy aankopen; aanschaffen; aanvaarden; afnemen; geloven; inkopen; koop; koopje; kopen; omkopen; overnemen; pikken; zich aanschaffen
buy a pig in a poke een kat in de zak kopen
buy back terugkopen
buy in inkopen; terugkopen
buy off afkopen; loskopen; uitkopen; vrijkopen
buy on credit borgen; op rekening kopen
buy oneself into zich inkopen in
buy on the hire‐purchase system op afbetaling kopen
buy on the instalment plan op afbetaling kopen
buy on the instalment system op afbetaling kopen
buy on the never‐never op afbetaling kopen
buy out uitkopen
buy over omkopen
buy up opkopen
good buy koopje
money cannot buy it het is met geen geld te betalen
panic buying hamsteren