Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word speelmakker
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(kameraad; kornuit; maat; gabber) | companion ; | |
🔗 Ik heb met m’n makkers kunnen spreken. | ||
(gezel; kameraad; kornuit; maat; metgezel; partner) | companion ; | |
🔗 Mag ik aan mijn makkers zeggen waar u ons heenvoert? | ||
(doen; optreden; vertonen) | ; ; | |
(uitvoeren) | ; enact | |
🔗 Ik had die dag met het idee gespeeld er een eind aan te maken. | ||
🔗 Dit is niet een plaats om te spelen. | ||
(vertolken) | ||
🔗 „En ik”, zei Gurth, „heb voor een Saksische varkenshoeder de rol van Normandisch schildknaap niet slecht gespeeld.” | ||
ludi la rolon de |
Dutch | English |
---|---|
speelmakker | ⇆ playfellow; ⇆ playmate |
makker | ⇆ associate; ⇆ cohort; ⇆ companion; ⇆ compeer; ⇆ comrade; ⇆ consort; ⇆ fellow; ⇆ mate; ⇆ maty; ⇆ partner |
spelen | ⇆ act; ⇆ be at play; ⇆ disport; ⇆ do; ⇆ enact; ⇆ gamble; ⇆ game; ⇆ perform; ⇆ play; ⇆ play out; ⇆ render; ⇆ toy; ⇆ trifle; ⇆ twiddle; ⇆ sport; ⇆ touch; ⇆ play the part of |