Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word kruispunt

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(kruising; viersprong; wegkruising)
cross‐roads
; ; ;
junction
;
point of intersection
🔗 Want Breeg stond op een oud kruispunt van wegen.
loin
🔗 Daar stond hij nu, midden in Gent, met enkel een bierviltje voor zijn kruis.
🔗 Persbureau AFP meldt dat de kruisen van de kerken worden gesloopt, en christelijke manuscripten worden verbrand.
🔗 Als die gieren er niet waren, zou een krachtig lichaam als dat van u dagenlang aan het kruis in leven kunnen blijven.
;
🔗 Ik heb hierin de belangrijkste punten genoteerd.
(piek)
🔗 De punt van het mes prikte in de huid van zijn keel.
(oog; stip); ;
full stop
;
;
🔗 Zo zijn er scholen die eindcijfers met één punt ophogen.
🔗 Laat men de cirkel terugwentelen, dan komt het punt P in O.

DutchEnglish
kruispunt crossing; cross‐road; cross‐roads; intersection; junction; point of intersection
kruis rood; cross; crotch; croup; crown; crupper; crux; pain; seat; sharp; slack; small of the back
punt apex; chapter; corner; count; cusp; dot; fluke; full stop; head; issue; item; mark; neb; nib; nub; particular; peak; period; point; post; prick; prong; spike; toe; wedge; spire; up; top