Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word herstelwerk

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(beterschap; genezing)
recovery
(reparatie)
repair
(beter worden; genezen)
🔗 Twee van de drie herstelden, de derde stierf.
(verhelpen)
repair
;
(bekomen)
(maken; repareren; verhelpen; verstellen)
repair
;
🔗 Abel is bezig de auto van die vreemdeling te herstellen.
restore
restarigi
(repareren)
repair
senpaneigi
handiwork
🔗 Dit is het werk van de Heilige Geest.
(arbeid; emplooi; karwei);
🔗 Ik was nog niet tot werk in staat.
tow
;
oakum
(boekwerk; opus)
🔗 Naast al deze geschreven werken bevatte de grote bibliotheek echter nog veel meer.

DutchEnglish
herstelwerk mending; repairs; repair work
herstel comeback; convalescence; pick‐up; rally; re‐establishment; recovery; recuperation; redintegration; redress; refit; refitment; rehabilitation; remedy; repair; reparation; restitution; restoration; retrieval; revival; reinstatement
herstellen correct; make amends; mend; re‐establish; recover; recuperate; redintegrate; redress; refit; rehabilitate; remedy; repair; restore; retrieve; put right; put to rights; set to rights; right; put straight; set right; make good; reinstate
werk avocation; business; char; chore; doing; employ; employment; fabric; job; labour; motion; oakum; opus; performance; pursuits; work; stint; tow