English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word stint

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
stint
(duty; service)
stint
(confine; limit; restrict; constrain; constrict; curtail; abridge)
stint
karig zijn met
stint
(job; task; chore; assignment)

EnglishDutch
stint beknibbelen; bekrimpen; beperken; karig zijn met; kleine strandloper; periode; taak; toebedeelde portie; werk; zich beperkingen opleggen; zuinig zijn
stint on zuinig zijn met
stint oneself kromliggen; zich beperkingen opleggen
stint oneself of zich ontzeggen
without stint royaal