Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word goedaardig

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(onschuldig)
benign
good‐hearted
bonkaraktera
(goedhartig; goedig)
good‐hearted
; ;
kindly
unimportant
;
minor
;
of no account
; ;
irrelevant
(onschuldig)
benign
(geaardheid; inborst; karakter)
🔗 Dat ligt niet in mijn aard.
(slag; soort);
🔗 Mijn heer, ik heb zaken van deze aard bestudeerd en ik ken de remedie.
(natuur; geaardheid; karakter);
🔗 Wat is de aard van Gods woord?
(wel); ;
🔗 Bekijk deze foto’s eens goed.
(bezitting; landgoed);
🔗 „Mag ik vragen”, zeide ik, „of dit goed niet toebehoort aan de heer Blaek van Amsterdam?”
(okee; in orde); ; ;
🔗 Het is een goed boek.
(goede)
(juist; zuiver);
(akkoord; in orde; okee)
konsentite
(bezit; bezitting; eigendom)
possession
;
property
🔗 Iedere dag riskeren ze hun leven om het leven en goed van anderen te beschermen.
(kledij; kleding; kleren)
(juist); ;
🔗 Dan heb ik een beter voorstel.
🔗 Je hebt dus een goed paard nodig.

DutchEnglish
goedaardig benign; benignant; benignantly; benignly; good‐natured; good‐naturedly; mild; sweet‐natured
aard cast; character; complexion; composition; description; disposition; fibre; grain; kind; nature; sort; spirit; turn
goed aright; asset; blue‐chip; chattel; commodity; correct; effects; estate; fine; fitly; gear; good; kind; kindly; okay; proper; properly; property; well; right; all right; rightly; sound; ware; strong; stuff; things; goodly; round; full; clothes; luggage; wares; goods; possession; material; wear