Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord gelijkmaken
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(egaliseren; vlakken) | ; level ; equalize | |
(effenen; slechten) | ; | |
(effen; vlak) | ; ; smooth | |
(even; evenzeer; gelijkelijk) | ; ; | |
(eender; egaal; gelijkmatig) | ; ; level | |
🔗 Geen twee waren gelijk. | ||
(effen; glad) | smooth | |
(tegelijk; tevens) | at the same time | |
(evenals) | according as | tiel, kiel |
(als; zoals) | ; | |
🔗 Zodra wij iets meer weten, zullen we het aan de politie mededelen, gelijk onze plicht is. | ||
(egalisatie) | equalization | |
(doen ontstaan; formeren; instellen; opleveren; opwekken; in het leven roepen) | ||
🔗 Ik maakte geen vuur. | ||
(uitvoeren; vervaardigen) | ; | |
🔗 Hoe wordt een bronzen beeld gemaakt? | ||
(doen; laten) | ||
🔗 Dat maakte dat hij zich iets beter voelde. | ||
(creëren; scheppen) | ||
🔗 Ook de andere schilderijen die hier hangen, zijn niet in Londen gemaakt. | ||
(herstellen; repareren; verstellen) | ; repair ; | |
(scheppen) | ; | |
(aanmaak; vervaardiging; doen) | making | |
🔗 Heer Bommel was in zijn gemakkelijke stoel gaan zitten om rustig over het maken van een atoombom te kunnen nadenken. | ||
(begaan; doen; uithalen; uitrichten; verrichten; uitvoeren) | ||
🔗 Ten eerste moeten wij een keus maken. | ||
(aanmaken) | ||
🔗 Je moet voor mij een robot maken. | ||
; | ||
🔗 We moeten van de nood een deugd maken. |
Nederlands | Engels |
---|---|
gelijkmaken | ⇆ assimilate; ⇆ equal; ⇆ equalize; ⇆ equate; ⇆ even; ⇆ level; ⇆ level off; ⇆ raze to the ground |
gelijk | ⇆ smooth; ⇆ alike; ⇆ as; ⇆ coequal; ⇆ commensurate; ⇆ equal; ⇆ equally; ⇆ even; ⇆ evenly; ⇆ flush; ⇆ identic; ⇆ identical; ⇆ level; ⇆ like; ⇆ uniform; ⇆ same; ⇆ together; ⇆ similar; ⇆ equivalent; ⇆ right; ⇆ similarly; ⇆ at the same time |
gelijkmaker | ⇆ equalizer; ⇆ leveller |
gelijkmaking | ⇆ assimilation; ⇆ equation; ⇆ levelling; ⇆ equalization |
maken | ⇆ repair; ⇆ fix; ⇆ amount to; ⇆ build; ⇆ coin; ⇆ coinage; ⇆ compose; ⇆ confect; ⇆ confection; ⇆ constitute; ⇆ construct; ⇆ create; ⇆ do; ⇆ draw; ⇆ fabricate; ⇆ form; ⇆ get up; ⇆ give; ⇆ make; ⇆ making; ⇆ manufacture; ⇆ take; ⇆ mend; ⇆ offer; ⇆ pass off; ⇆ produce; ⇆ raise; ⇆ realize; ⇆ render; ⇆ score; ⇆ send; ⇆ shape; ⇆ tailor; ⇆ turn; ⇆ volunteer; ⇆ drive |