Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord working

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
working
(attempt; effort; endeavour; exertion)
; ;
working
(cultivation; tillage; raising)
working
(at work)
; ;
laboranta
in working order
funkcipreta
in working order
laborpreta
working break
werkpauze
working capital
hardworking
(diligent; industrious; assiduous; active)
; ; ; ;
(act; be effective; have effect; impact; impinge; avail; be efficacious; exert; have an effect; produce an effect)
uitwerking hebben
;
🔗 The forces of society work against you.
(exploit; utilize; leverage; take advantage of)
(ferment; rise);
(control; operate; enable; implement; actuate)
(knead)
(cultivate; farm; grow); ;
(labour);
🔗 I’m working for Sladen.
(cope with)
(carve; sculpture; sculp); ;
skulpti
(labour);
🔗 Work started in 1907 and the building was completed in 1908.
;
🔗 Some people have referred to that as a work of fiction
working‐day
(weekday; workday)

EngelsNederlands
working bediening; bedrijf; bewerking; exploitatie; gisting; ontginning
be working on bezig zijn met
in working order bedrijfsklaar; in exploitatie
short‐time working werktijdverkorting
working break werkpauze
working capital bedrijfskapitaal
working climate werkklimaat
working conditions arbeidsomstandigheden; arbeidsvoorwaarden
working expenses bedrijfskosten; exploitatiekosten
working knowledge praktische kennis
working paper discussiestuk
working party studiecommissie; studiegroep; werkgroep
working plant bedrijfsinstallatie
working power arbeidsvermogen
working season campagne
working student jobstudent; werkstudent
work aanrichten; arbeid; arbeiden; bedienen; bereiden; bewerken; boekwerk; doen; doorwérken; exploiteren; functioneren; gewrocht; gisten; ontginnen; uitwerking hebben; werk; werken; werkstuk
working‐class arbeiders‐
working‐day werkdag
working‐hours arbeidstijd; diensttijd
working‐week werkweek